Verslag
Professor Jouke van Dijk, onder meer hoogleraar regionale arbeidsmarktanalyses aan de Rijksuniversiteit Groningen, geeft met plezier zijn visie op de arbeidsmarkt van 2025. Maar al snel wordt duidelijk dat het grotendeels koffiedik kijken is en dat DE oplossing niet bestaat.
De trends tonen volgens Van Dijk dat de economische groei zich licht herstelt en dat de regionale verschillen afnemen. Daarnaast signaleert hij duidelijk de opkomst van een andere manier van werken (pendelen, flexibiliteit, een leven lang leren). De samenleving dient zich hierop aan te passen, meent hij. Maar het is tevens een duidelijke trend in deze regio dat de banen op mbo-niveau 2/3 verdwijnen door robotisering en automatisering. Deze banen komen niet meer terug.
Juist in Drenthe werkt een groot deel van de beroepsbevolking op mbo-niveau. Het percentage laagopgeleiden is heel hoog, het percentage hoogopgeleiden heel laag. Demografisch gezien is het probleem van de vergrijzing groter dan dat van de krimp, meent Van Dijk. Veel hoger opgeleide jongeren blijven in of rond de plaats hangen waar zij hun hbo- of universitaire opleiding volgen, waardoor er een zogenoemde ‘braindrain’ ontstaat in plaatsen als Emmen.
Nieuwe trends op de arbeidsmarkt als pendelen, flexwerken en grotere afstanden willen afleggen voor werk gelden vooral voor hoog opgeleide mensen. Laag opgeleiden werken en wonen veel vaker in dezelfde plaats.
Wat te doen? Volgens Van Dijk wordt vaak geopperd om de maak-industrie terug te halen. Door verregaande automatisering wordt productiewerk nu door honderd mensen gedaan in plaats van de duizend van vroeger. Maar iets is beter dan niets, betoogt Van Dijk, die als voorbeeld denkt aan de Outlet Centra zoals in Assen. Jongeren opleiden voor een baanloze toekomst biedt volgens hem geen perspectief.
Ook zou er een betere aansluiting tussen opleidingen en banen moeten komen. Nu is er vaak sprake van een mismatch tussen de geboden opleidingen en de aanwezige banen. Hoewel een beroepsopleiding nog altijd wel iets anders is als een bedrijfsopleiding.
Maar er wordt ook iets van mensen zelf gevraagd: ‘astronautenvaardigheden’, zoals minister Jet Bussemaker dat eerder noemde. De moderne werknemer heeft een actieve houding nodig, moet creatief zijn, een groter probleem-oplossend vermogen hebben en kunnen samenwerken in de samenleving én internationaal. Naast maximale scholing wordt er dus ook aanpassingsvermogen gevraagd.
En het werken in Duitsland dan, dat nu vaak als oplossing naar voren wordt geschoven? Dat is volgens Van Dijk geen oplossing. Het werkeloosheidsverschil in het grensgebied is daarvoor te klein. Hij stelt dat er nota bene meer Duitsers voor hun werk naar Nederland pendelen dan andersom.
Van Dijk signaleert dat iedereen zich met de arbeidsmarkt bemoeit, maar dat er weinig daden zijn te bespeuren. Zijn advies is om een specifieke doelgroep te kiezen en hiermee aan de slag te gaan. Deze doelgroep moet goede en op de arbeidsmarkt aansluitende kennis krijgen, zowel voor nu als voor de toekomst.
Ondertussen moeten gemeenten de arbeidsmarkt verbeteren door met meerdere gemeenten samen te werken en verder te kijken dan de eigen gemeentegrens. Ook zouden gemeenten meer banen moeten creëren op kleine schaal, waarbij mensen die willen werken voorrang krijgen. Een werkloze zou, ook al moet hij beschikbaar zijn voor het UWV, bijvoorbeeld toch een aantal uur op een buurtbus moeten mogen rijden.
Het betoog van Van Dijk wordt belangstellend aangehoord door directeur Bert Vastenburg van PRO Emmen, de vroegere Praktijkschool. Hij heeft dagelijks met de arbeidsmarkt voor laagopgeleiden te maken. Hij legt uit dat de letters PRO staan voor Positief, Respectvol en Opgewekt. Op zijn school zitten 370 kinderen van 12 tot 19 jaar met een laag IQ, die graag in de praktijk leren en niet uit boeken. Een belangrijk doel van de school is hen zelfredzaam te maken.
Zijn advies is om zelf projecten te verzinnen en samenwerking te zoeken. De school is zelf een schoonmaakbedrijf begonnen om kinderen aan een baan te helpen. Daarnaast runnen leerlingen onder begeleiding een winkel in het centrum van Emmen. Op deze kleinschalige manier schept PRO banen voor de eigen leerlingen.
Vastenburg herkent het betoog van Van Dijk dat veel banen voor laagopgeleiden wegvallen, maar is het niet met alle oplossingen eens. Zo is het zogenoemde ‘astronautenniveau’ voor veel van zijn leerlingen niet haalbaar, simpelweg omdat de gevraagde vaardigheden een te hoog kennisniveau eisen. Ook eerder aangehaalde oplossingen als het pendelen naar werk en meer flexibiliteit van werknemers is voor zijn leerlingen vaak te hoog gegrepen.
Toch ziet de PRO-directeur wel mogelijkheden voor zijn leerlingen. Zoals een baangarantie van twee jaar na het afronden van de opleiding. Daardoor komen leerlingen van het stigma af dat iemand zonder baan een loser is. Ook ziet hij veel heil in het op kleine schaal creëren van nieuwe banen.